Lessen in liberaliseren: zelf brandstichten en vervolgens verkondigen dat het huis onbewoonbaar moet verklaard worden

In aanloop naar een geliberaliseerde binnenlandse markt voor reizigersvervoer per spoor, voelt het personeel elke dag de afbraak van het staatsbedrijf NMBS. Matig onderhouden materieel, agressieproblematiek waarbij oplossingen achterwege blijven, sociaal overleg waar schouders worden opgehaald of incidenten op het spoor waar niemand nog coördinatie mag voeren waardoor een klein probleem leidt tot totale chaos.

Bij veel spoorwegmedewerkers zakt de moed in de schoenen, er klinkt een steeds grotere roep om strijd tegen deze afbraakpolitiek. Immers, het is niet enkel de geliberaliseerde markt die de prijzen van tickets zal verhogen en de dienstverlening zal aanpassen in functie van de winstmarges, ook de aanloop naar die liberalisering houdt in dat een desastreuze afbraak van de dienstverlening wordt doorgevoerd. Het personeel op de werkvloer voelt zich vaak kanonnenvlees in deze oorlog tegen harteloze besparingsbeslissingen van de directie. Onze militant Dieter Van Den Buys, treinbegeleider, schreef een opiniestuk in naam van onze vakbond.

Als trotse medewerker van onze nationale vervoersmaatschappij moet er iets van mijn lever. Terwijl wij quasi de klok rond mensen op een veilige en comfortabele wijze van punt A naar punt B trachten te brengen, met de nodige offers op persoonlijk, relationeel en familiaal vlak, hangt er een donderwolk boven ons hoofd. En deze donderwolk draagt de omineuze titel “liberalisering”.

Deze liberalisering is geen nieuw deuntje. Bijna alle openbare nutsvoorzieningen zijn al bezweken onder de symptomen van dit ziektebeeld. In dit neoliberale klimaat is het moeilijk om nog een denkbeeld te vinden dat hierdoor niet is geïnfecteerd. En wij als consumenten dragen hier de gevolgen van. Prijzen swingen de pan uit, alle dienstverlening moet passen in het financiële plaatje. En precies daar wringt het schoentje; de openbare dienstverlening kreunt onder het dictaat van de vrije markt en wordt naar de achtergrond verschoven. Het wordt eerder een bijwerking dan een doelstelling.

Laat me jullie de wind uit de zeilen halen. Dit is geen linkse kritiek. Ook de linkerzijde is onderhevig aan deze symptomen. Ze noemen zichzelf graag links-liberaal en oreren de geneugten van de Derde Weg. Eigenlijk komt het neer op het feit dat alles dat niet knielt aan het altaar van de vrije markt wordt weggezet als extreem. Openbare diensten en staatsbemoeienis roept spontaan een allergische reactie op.

Het nieuwe woord dat dwaalt door de gangen van de openbare dienstverlening is “performantie”. Een mooie en leuke term, maar de definitie ervan ligt wat moeilijk. Het wordt te pas en ten onpas tevoorschijn getoverd. Het is verworden tot een modewoord en meestal wordt het gehanteerd als synoniem voor besparingen. Als een mens die zijn volledige loopbaan heeft besteed aan openbare dienstverlening, heb ik er zeker geen probleem mee om mijn taak met de nodige toewijding en inspanning uit te voeren. En ik doe dit graag, geloof me vrij. Maar ik heb er wel problemen mee wanneer dit woord wordt gekoppeld aan besparingen. Ik ben misschien niet de grootste denker, maar mij lijkt het toch vrij duidelijk dat dienstverlening niet kan verbeteren en kan worden geoptimaliseerd met minder middelen en minder personeel. Deze doelstelling draagt in zich een duidelijk tegenstelling en ik blijf zo naïef te geloven dat ik niet de enige ben die dit heeft opgemerkt.

Zoals reeds gesteld zijn wij niet het eerste bedrijf dat deze nieuwe werkelijkheid moet ondergaan. Om maar enkele van onze voorgangers aan te halen, BPost en De Lijn, waar de dienstverlening werd teruggeschroefd en ingehaald door de financiële werkelijkheid en een duurder kostenplaatje kreeg. Met als verder gevolg dat hun dienstverlening een onbetrouwbaar gezicht kreeg en minder werd benut. En dit is een vicieuze cirkel, want minder inkomsten betekent minder middelen en een verdere afbraak van de dienstverlening. En helaas is dit een eindig verhaal. De dagelijkse ronde van onze postbezorger behoort ook al tot een ver verleden.

Het kan hier lijken dat ik enkel voor eigen rekening rijd en deze tekst enkel pen om onze jobs te vrijwaren, maar niet is minder waar. Deze besparingen hebben een directe impact op jullie, onze reizigers. Als jullie me toelaten, wil ik enkele voorbeelden in de verf zetten. Een oudere dame die wordt geconfronteerd met een automaat die een algoritme in haar gezicht spuwt waar ze geen weet van heeft en daardoor die trein mist om eindelijk haar kleinkind nog eens te zien. Die twee jonge meisjes die laat in de stationshal dwalen en zich onveilig voelen omdat die ene enge kerel hen wel wat teveel aandacht geeft, maar er is niemand meer; geen onderstationschef, geen veiligheidsagent. Of die toerist die hier in Brussel belandt en de taal niet machtig is. En er is helaas niemand meer om hem wegwijs te maken. Iedere job op het terrein is broodnodig. Dit zijn zaken die automatisering, digitalisering en performantie niet kunnen opvangen. Dit is de zachte, menselijke, persoonlijke hand die broodnodig is en onmisbaar.

De vraag die we ons moeten stellen, is wat de performantie van een openbaar bedrijf inhoudt. Is dit een financieel verhaal of is dit een verhaal van dienstverlening? Mensen een dienst verlenen, kost geld en vaak kan dit niet met klinkende munt worden gerecupereerd, maar de tevredenheid en die glimlach daarentegen is onbetaalbaar. En daarvoor staan ik en mijn collega’s voor dag en dauw op. Misschien gaan we nooit op het leaderboard van de financiële markt staan, maar wat wij doen, is onbetaalbaar en als het er niet meer is, als het zal verdwijnen in de mist van de tijd zal het worden gemist.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.